In en tegen Zutphen kwam het WSG-viertal goed weg. Na een 2-0 achterstand werd het toch nog 2-2. Onderweg waren nog wat wedstrijden uit het verleden besproken waarin een speler snel verloren had. Henk te Brinke was dus een gewaarschuwd mens, maar dat hielp niet, want na twaalf zetten en drie kwartier speeltijd had hij al een nul te pakken. En dan gaat het met vier spelers lastig worden. Alfred Schley kreeg nooit echt greep op de partij en in het eindspel bleek de loper van de tegenstander veel sterker dan zijn paard, 2-0. De tegenstander van Dick Boogaard had een remiseaanbod afgeslagen en daar kreeg hij later spijt van. Boogaard speelde het dubbele toreneindspel een stuk beter en bereikte uiteindelijk een theoretisch gewonnen stelling en voerde die ook naar winst. Marcel Krosenbrink stond vanaf zet tien niet zo best, maar toen zijn opponent rond zet 30 een afwikkeling toeliet had hij de remise weer in zicht. Gezien de stand op de andere borden probeerde hij met beide T+T+L+pi nog op winst te spelen en dat lukte zowaar ook nog. Met de klok regelmatig balancerend tussen 10 en 30 seconden kon hij afwikkelen naar een eindspel van T+pi tegen L+pi en wist dat nog te winnen.