Ronde 25: Bekerwinst Marcel Krosenbrink

Naast slechts acht ‘gewone’ partijen stond op de eerste dag van april de tiende bekerfinale op het programma. Twaalf jaar geleden (in twee Coronajaren werd geen bekerwinnaar gekroond) was Jochem Mullink de eerste winnaar. Vorig seizoen won hij de trofee voor de vierde keer. Omdat Jochem dit keer niet meedeed kwam er in ieder geval een nieuwe titelhouder. Voor Paul van der Lee zou dat de eerste keer zijn. Marcel Krosenbrink wist de beker al eens eerder te winnen, evenals Hannes Höing, Han Schuurmans, Klaudio Kolakovic en Arjan van Lith.

Paul wist op weg naar de finale achtereenvolgens Bert te Sligte, Henk te Brinke, Luc van Harxen en Reinhard Funke te verslaan. Alleen tegen Bert had hij daarvoor na een remise een partij met beperkte bedenktijd nodig. Ook Marcel begon het toernooi aarzelend, omdat hij tegen Jesus Betancourt zelfs aan een partij met versnelde bedenktijd niet genoeg had. Daarna eindigde ook de partij tegen Alfred Schley eerst in remise. Vanaf de kwartfinale wist hij Henri Abbink en Manfred Schmeing wel in één keer uit te schakelen.

Paul had wit geloot voor de finale. Beide spelers hadden nagedacht over de te spelen opening en vooral bedacht wat de tegenstander zou kunnen spelen. Er kwam uiteindelijk een Caro Kann op het bord. Nadat de h-lijn voor zwart open kwam, had hij voortdurend wat druk over die lijn richting pion h2. Wit wist niet tot tegenspel te komen en kwam ook op de klok in de problemen, want zwart had gemiddeld zo’  tien minuten voorsprong. En zonder increment is dat toch een factor van belang. In een toreneindspel met minuspion viel uiteindelijk de vlag en behaalde Marcel zijn tweede bekerzege.