Vooraf werd gesproken over de strijd tussen de reuzendoder (Alfred Schley) en de reus (Jochem Mullink). Alfred had in eerdere rondes al enkele favorieten weten uit te schakelen en trof in de finale niet alleen één van de langste maar ook sterkste spelers van de club. Voordeel voor Alfred was wel dat hij als underdog of misschien toepasselijker Aussenseiter een half uur meer op de klok had. Toch kwam Jochem ogenschijnlijk gevaarlijk binnen met zijn stukken. Alfred wist echter af te wikkelen naar een toreneindspel waarin hij zelfs een vleugje beter stond. Maar niet genoeg voor de winst. Een barrage moest toen de beslissing brengen. De toeschouwers dromden rond het bord en toen de tijd van Jochem begon te slinken, leek er nog wat in te zitten voor de zwartspeler. De stelling was echter goed genoeg om nog ruim voor het vallen van de vlag de zege veilig te stellen.
Alfred in opperste concentratie toen de partij net begonnen was.